Dag 13 – maandag 11 juni
Er was gisteravond even wat verwarring over ons rooster. Op zaterdag is iedereen vrij, dus hoef je geen klusjes te doen. Volgens sommigen hield dat in dat je dus een dag oversloeg in het schema (iedereen rouleert volgens de volgorde koken – schoonmaken – aanbidding – vrij). Wij hadden op vrijdag schoonmaken, dus zouden we op zaterdag de aanbidding hebben. Maar omdat we vrij waren, schoof onze aanbidding naar zondag. Toch? Nou, nee, want volgens de grote baas gaat het rooster gewoon door, dus waren wij vrij op zaterdag (aanbidding), vrij op zondag (vrij) en op maandag moesten we koken. De groep die dinsdag moest koken dacht ook dat de zaterdag een ‘schrikkeldag’ was in het schema. Het duurde even voordat we dat allemaal hadden uitgezocht, maar alles kwam goed en wij mochten lekker om 6 uur aan de slag.

De waterdruk begon terug te komen, maar was nog niet optimaal. Het duurde een poosje voordat ik vier grote vaten had gevuld die we mee konden nemen naar de groeves. Toen we ’s middags terugkwamen was er genoeg water om even snel te douchen (geen zeep, alleen afspoelen). We gebruiken nog steeds zoveel mogelijk wegwerpborden en -bestek.
Vandaag ging ik weer naar de noordelijke groeve. Eerst nog een bot dat open en bloot lag uitgegraven, en toen kwam de opdracht om te stoppen zuidwaarts te graven, maar om naar het westen toe te gaan. Het grootste deel van de ochtend waren ik en anderen die geen botten meer uit hoefden te graven bezig om daar de vegetatie te verwijderen en de toplaag met schoppen en een hak te verwijderen.

Op een gegeven moment gingen Tyler uit Iowa en ik een paar botten uitgraven die op de hoek tussen de zuidelijke en de westelijke rand van de groeve lagen. Orlex uit de Filippijnen was daar eerder bezig, maar werd overgeplaatst naar een andere groeve. De botten moesten aan de kant omdat ze anders onder de voet gelopen konden worden. Tijdens het uitgraven van wat waarschijnlijk een schouderbot is, vond Tyler een ander stuk (van een schedel). Ik ging verder met het schouderbot, maar die was zo groot dat ik weer een nieuw deel moest afgraven. Ik ontdekte toen nog een rib, een fragment van een rib en een gekromd bot dat waarschijnlijk ook deel van een schedel is.

Ik vond twee kegelvormige uitsteeksels die uit de achterwand boven het grote bot staken. Ik was erg benieuwd wat dat was (ik denk een wervel) maar omdat we moesten koken kwam ik er niet meer aan toe om verder te graven, dus die moet wachten tot morgen. Alleen mag dan iemand anders het waarschijnlijk doen, want ik begreep van Jared dat ik mogelijk naar een andere groeve ga: gar ridge (kaaimansnoekrichel). Daar worden veel kleine fragmenten (microfossielen) gevonden. Jared merkte op dat ik een goed oog voor detail had. Morgen hoor ik definitief of dat het plan wordt.

Tijdens het eten (we maakten hamburgers) nodigde Jared me uit om op de laatste dag van de trip bij hem thuis langs te komen. Hij heeft wat leuke gitaren en als echte Texaan een heel arsenaal aan wapens en een eigen schietbaan. We zullen zien hoe het tijdtechnisch gezien uitpakt, maar dat is een aanbod waar ik graag op inga!
Dag 14 – dinsdag 12 juni
Gar ridge. Vlak voordat we bij de hoofdgroeves uitkwamen moesten we uit het busje stappen en door het veld naar de onze groeve lopen. De eerste helft van de dag zaten we in de schaduw, en met een straffe wind erbij was het op z’n zachtst gezegd fris. Zeker omdat ik gewoon een T-shirt en korte broek aan had. In de noordgroeve was dat geen probleem, daar zat je beschut. Maar hier, op een richel die boven de rest van het landschap uitsteekt, heeft de wind vrij spel.

Het werk bood gelukkig uitkomst: eerst door de harde zandsteenlaag graven om bij de modderlaag met de microfossielen uit te komen, met schep en houweel. Daarvan krijg je het snel genoeg warm.
Gar ridge ligt onder een zandsteenformatie (hudu). Voor de lunch klommen we erbovenop. Dat is dan wel uitkijken: te dicht bij de rand kan de dunne, gecementeerde bovenlaag afbreken en dan kun je een lelijke smak maken. Maar het uitzicht vanaf daar is zelfs nog beter dan van de lunchplek bij de hoofdgroeves.

Gedurende de dag kwam Tyler ons versterken. Hij wist me te vertellen dat de kegelvormige uitsteeksels van gisteren vastzaten aan een mooie, grote wervel. Goed geraden! Tyler heeft het bot uitgegraven, maar ik sta te boek als de ontdekker (zo werkt dat als je met iemand anders z’n bot verdergaat).

Het graafwerk in gar is langzaam. Omdat de meeste fossielen klein zijn, is het gebruik van gereedschap grover dan een kwast en tandartsgerei uit den boze. Ondanks de langzame gang wist ik toch twee fossielen te ontdekken: eentje van een vissenbot (het faryngeaal kaakapparaat, een soort van tanden die in de keel van vissen zitten) en een andere die zelfs Chadwick niet kon identificeren. Het zag eruit als een tand, in eerste instantie, maar bij nader onderzoek bleek er geen snijvlak aan te zitten. En er zat een gaatje precies in het midden van het symmetrische botje. Mogelijk iets van een wervel, of misschien een schedelbotje?
We moeten nog steeds zuinig aan doen met water, maar de mogelijkheid bestaat dat we vrijdag weer kunnen douchen met zeep. Maar gewoon afspoelen is na zo’n dag ook erg fijn.

Het wisselen van groeve betekent ook dat ik ben gewisseld van corveetaak. Vandaag had ik eigenlijk schoonmaken (wat ik ook gewoon heb gedaan), maar ook de aanbidding (nou ja, ik speel toch elke dag gitaar, dus dat is niet zo erg). Morgen vrij, en overmorgen koken. Tenzij ik weer van groeve wissel, maar het lijkt erop dat ik de komende dagen op gar blijf, want volgens de quarry leaders heb ik een prima oog voor detail (werd me vandaag nog een paar keer verteld).
’s Avonds ging het over plaattektoniek en de geologische kolom. Niet veel nieuws voor mij, maar wel goed om even de belangrijke termen te horen te krijgen voor het examen.
- Zonsopkomst. De nachtelijke hemel is zó helder, dat ik zonder bril de Melkweg kan zien.
Dag 15 – woensdag 13 juni
De nacht was koud, maar gedurende de dag werd het behoorlijk heet. Zo heet dat de productiviteit ’s middags behoorlijk daalde. Nu is het werk in gar al langzaam om te beginnen, maar als je weinig schaduw hebt (in het geval van sommigen van ons) of je partytent achterna moet gaan omdat die door de wind werd opgetild en een eindje verderop netjes op z’n pootjes weer neergezet, ga ja niet veel vinden.
- V.l.n.r.: pees, botfragment, mogelijk tandfragment, Hadrosaurus-tand, mogelijk botfragment.
Desondanks was de opbrengst niet verkeerd. Een paar interessant uitziende (maar verder ondefinieerbare) botfragmenten, twee stukjes Hadrosaurus-tand en heel veel schubben. Die hoeven we gelukkig niet te documenteren, want ik vond een plekje waar ze gewoon bovenop elkaar lagen. Ze waren allemaal heel bros (soms pluk je ze zo uit de grond, maar het zijn platte, ruitvormige schubben, dus ze kunnen gemakkelijk breken). Er ligt nog een bot dat misschien van een theropode (tweepotige vleeseter) is, maar dat moet wachten tot morgen. Aan het eind van de dag heb ik nog wat zandsteen van de bovenkant afgehaald zodat ik morgen sneller bij mijn bot kan komen.

Naar de wc gaan bij gar is een beetje avontuurlijk. Er is op enige afstand van de groeve een zandsteenformatie. Je moet door een U-vorm klimmen en tussen de zandsteenpilaren staat een wc-box, een open houten constructie met een wc-bril boven een gat in de grond. Maar altijd beter dan niets.
Vanavond ging de les over de tijd. Zonder in te gaan op de methodes en manco’s van radiodatering noemde Chadwick een aantal argumenten waarom die dateringsmethoden niet kunnen kloppen: de huidige sedimentatiesnelheden zijn veel hoger dan ze mogen zijn op basis van radiodatering, er zijn geen sporen van erosie of bioturbatie, huidige erosiesnelheden zijn hoger dan de miljoenen jaren toelaten en organische moleculen kunnen niet zo lang bestaan. Je weet wel, sommige van de dingen die ook in een bepaald boek aan de orde komen.