Dag 23 – donderdag 21 juni
Toen ik vanmorgen mijn tent openritste kwam een stralende zon me tegemoet. Omdat Gar het eerste deel van de ochtend nog volledig in de schaduw zit, en er nog redelijk wat water in de grond aanwezig is, bleef het op sommige plekken wat drassig, maar dat was niet erg. We hadden maar drie gravers vandaag: Tyler was ziek (al kwam hij ’s middags wel weer meedoen) en Evelyn ging gedurende de ochtend terug naar het kamp omdat ze zich niet lekker voelde.
Van hogerhand kwam de opdracht om een groot deel van de bovenlaag af te graven, tot vlak bij de bottenlaag. Daarvoor kregen we hulp van de mensen die bij Triceratops 2 werkten. Na een uurtje gingen ze weer en hadden we de zachtere grondlaag afgegraven. Voor de rest is een pikhouweel nodig, maar die lag bij een andere groeve.
Na dit grove graafwerk gingen we weer terug naar het lospeuteren van onze botten. Ik slaagde erin om ein-de-lijk het bot dat ik vorige week blootlegde uit te graven (een gekromd bot, dat mogelijk deel is van een chevron). Daarna zette ik mijn zinnen op een ander bot dat Raul deels had uitgegraven en waarmee Evelyn gisteren verderging. Dat bot verdween echter de achtermuur in, dus kon ik een dikke meter materiaal van vlak aan de voet van een hudu uitgraven om bij het bot te komen. Eenmaal beneden ontdekte ik gelukkig dat het bot niet verder de ondergrond inging, maar eindigde binnen het gebied dat ik had uitgegraven. Nu de andere kant nog blootleggen.
De reden dat ik met dat bot aan de slag ging was omdat Jared vanmorgen aankondigde dat we nog maar vijf graafdagen hebben. Het is nu dus zaak om de al blootgelegde botten prioriteit te geven.
Het college ging vanavond over de dino’s die we hier het meeste aantreffen, de Ornithopoden (de groep waartoe ook Hadrosauriërs behoren die we hier veel vinden).
De dag eindigde met een korte maar hevige onweersstorm. Schijnbaar hebben ze dat weer hier wel vaker, maar tot nu toe hebben we daar nog weinig van gemerkt. De wind was zo sterk dat ik, toen ik met mijn rug tegen de muur van de keet zat, de muur voelde trillen. Met een uurtje was alles voorbij en konden we droog onze slaapzak in duiken.

Dag 24 – vrijdag 22 juni
Vrijdag wasdag. Vandaag werkten we maar een halve dag in onze groeve, maar desondanks leverde me dat acht nieuwe botten op. Maar eerst moest er weer grof graafwerk gebeuren. Op de heenweg ging ik te voet en stopte ik even bij een tipicirkel. Daar ben ik, zonder het te weten, al verschillende keren doorheen gelopen. Een tipicirkel is een kring van stenen waar de Indianen vroeger een tipi (tijdelijk) hadden staan. De stenen werden gebruikt als haringen om de zijkanten van het tentdoek te verankeren. Bij het vertrekken rolden ze de stenen van het doek af en lieten ze liggen. Op de ranch zijn verschillende van deze tipicirkels te zien.
Voor het graafwerk hadden we weer hulp van een drietal heren van Triceratops Quarry, en we hadden ook een pikhouweel en twee hakken. Zo konden we behoorlijk wat werk verzetten.
Tot de lunch hadden we geen gps. Gelukkig kon ik mijn fragmenten daarna snel documenteren en opruimen. Al deze fragmenten zaten boven de uitloop van het grote bot (waarschijnlijk een rib) waarvan ik gisteren het andere uiteinde had vrijgemaakt. Hopelijk is het weer zondag een beetje oké, want het aantal dagen dat we kunnen graven begint af te nemen. Een van de botten leek me in eerste instantie een groot stuk krokodillenhuidbot, maar toen het groter werd dacht ik dat het om een osteoderm van een Nodosaurus ging. Omdat dit bot een vlakke kant had en behoorlijk diep de grond inging, dacht ik eerst gelijk te hebben. Maar bij het schoonmaken ging het om een vlak stuk bot met een uitsteeksel, mogelijk deel van een schedel.
Ondanks dat ik als een van de laatsten bij het kamp was, zat ik in het eerste busje dat de stad in ging (wat wellicht meer zegt over de rest dan over mij). Even wassen, naar de supermarkt, terug naar de wasserette om op de rest te wachten.
Daarna vertrokken we naar Isabella’s, een Italiaans restaurantje in Newcastle waar we met de groep hebben gegeten. Op de terugweg hadden we, door een logistieke rekenfout, meer mensen dan op de heenweg. Hierdoor moesten twee mensen zonder gordel op ‘illegale’ plekken zitten. En laten we juist dan een wagen van de Higway Patrol passeren. Gelukkig lieten ze ons met rust.
Dag 25 – zaterdag 23 juni

Het plan voor deze sabbat was om de hele dag naar Sylvan Lake te gaan en pas na zonsondergang weer terug te komen. Johannes en ik (en een paar anderen) besloten om in het kamp te blijven. We hadden het meer al gezien, en als we de keuze hebben tussen fossielen zoeken en nietsdoen bij een meer, dan is die keuze snel gemaakt. Helaas had Art Chadwick besloten (zo ging het gerucht) dat we het deze sabbat best zonder wifi konden doen. Dat was nogal lastig toen we vanochtend een simpele dienst wilden houden, want hoewel er een gitaar beschikbaar was, had niemand van de achterblijvers eraan gedacht om een liedbundel achter te houden. Na wat tevergeefse pogingen de wifi weer op gang te krijgen om wat gitaarakkoorden te vinden, besloten we om zonder liederen verder te gaan. In de woorden van Tyler: “Oh no! We’re stuck in the middle of nowhere without Wi-Fi!”


Na de dienst gingen we met z’n vieren fossielen zoeken op de microsite: Johannes, Tyler, Nacho uit Brazilië en ik. Nacho heet eigenlijk Leonardo, maar omdat er nog een andere Leonardo is uit Brazilië, en omdat iemand hem per ongeluk aansprak met ‘Nacho’ toen hij een zak nachochips aan het eten was, is die bijnaam blijven plakken. In het kamp bleven Stephen en Danella Gray achter, samen met Kathleen Wilson (Stephen en Kathleen zijn quarry leaders), Erin met haar baby (Beata, maar meestal Bevo genoemd), Heidi (een Dino Dig-veteraan die vorige week aankwam), Wallace (een vriendelijke man van middelbare leeftijd die met ons mee is gereisd vanuit Keene) en Evelyn. Al met al was mijn groeve dus behoorlijk goed vertegenwoordigd.
We hadden toestemming gekregen van Chadwick om de 4×4’s te gebruiken. Omdat Johannes al wist dat hij waarschijnlijk langer ging blijven namen we er twee mee. Twee uur (en evenveel liters water) later keerden we weer terug met onze buit. Ik had het geluk om een teenkootje en een wervel te vinden die uit een helling staken, maar helaas nog geen krokodillentanden (Johannes was zo vriendelijk me er twee te schenken, een van elke soort die hier wordt gevonden).
Na terugkomst begon er een storm op te bouwen, die mogelijk onze kant op kwam. Samen met Evelyn en Wallace gingen we even naar North Quarry om de boel wat beter af te dekken, maar die storm miste ons gelukkig. Bij wijze van experiment gingen we daarna door naar Cellphone Hill, een heuvel vlak bij het kamp waarop de satellietontvanger staat die ons wifi geeft en vanwaar je ook telefoonbereik hebt vanwege de hoogte. Helaas had ik mijn telefoon toen niet bij (die lag aan de lader). De storm ging ons aan de zuidkant voorbij, maar later kwam er weer een nieuwe aan. Ik had gehoopt deze blog geschreven te hebben voordat de storm kwam, maar toen ik zag dat dat niet meer ging lukken ben ik even snel de heuvel op gereden om wat berichten binnen te halen (maar ja, dan had ik weer een smoes om met de 4×4 te spelen).

Voor de avonddienst ging ik even naar Cellphone Hill om een paar liederen te downloaden (vergezeld van Johannes, Evelyn en Nacho). Daar aangekomen zagen we Wallace zitten. En toen we bezig waren met de avonddienst kwam Chadwick terug. Wat bleek? Hij had de wifi niet uitgezet, maar er was een technische storing… Een beetje misinformatie heeft ervoor gezorgd dat we de hele dag geen contact met het thuisfront konden hebben.

Chadwick bekeek mijn botten, en ik mocht de twee grote stukken gewoon houden! Wel moest ik een mooi stukje van een Theropode-tand inleveren (met de gekartelde snijrand) en een vissenkaak. Om de een of andere reden werden ook de twee krokodillentanden geconfisqueerd (terwijl mooiere bij Johannes mochten blijven liggen). Gelukkig had hij er genoeg en ga ik alsnog met krokodillentanden naar huis.